Ga naar de inhoud

Hun komst naar Nederland, vijftig jaar geleden, deed veel stof opwaaien. Het project ❨R)OMA: een (familie)geschiedenis laat de familie Hopic zien als de mensen die ze altijd zijn geweest.

Meer over het project (R)oma: een (familie)geschiedenis
Tess Martin maakte verf-op-glas-animaties voor het eerste gedeelte van ‘❨R)OMA: een (familie)geschiedenis. Hier schetst ze het kampement van de groep semi-nomadische koperslagers waar Hajrija Salkanovic als kind deel van uitmaakte.

Aan het einde van haar leven kon Hajrija Salkanovic de reis die zij gemaakt had navertellen aan de hand van haar knokkels: voor elke knokkel een bergpartij. Eerst waren er de bergen van Joegoslavië, waar ze in 1932 geboren werd en rondtrok met haar familie in de wagen. De mensen brachten hun potten en pannen naar hun kamp ter reparatie. Maar met de dreiging van de Tweede Wereldoorlog werd de sfeer grimmig en uiteindelijk werd bijna de hele familie omgebracht in concentratiekamp Jasenovac. Zij wist samen met haar ouders te vluchten, de bergen in, waar ze leefden als partizanen onder Tito. Na de oorlog leefden ze als verstotenen en vertrokken uiteindelijk naar Italië, dat is de knokkel boven haar wijsvinger. In Rome belandden ze in het beruchte kamp aan de Via Casilina, samen met vele andere uit Joegoslavië gevluchte Roma-families. Na twee jaar reisden ze verder naar Frankrijk, over de Alpen, ter hoogte van haar middelvinger, en toen door naar België, over de Ardennen. De hoogte van de bergen zwakt met elke vinger verder af en bij haar pink zijn ze aangekomen in Nederland, het vlakke land achter de bergen, uitmondend in de zee.

In het eerste deel van de documentaire ❨R)OMA: een (familie)geschiedenis vertelt Salkanovic haar verhaal. Ze is een schitterende verschijning, zoals ze daar zit op een stoel bij het raam, in de tachtig jaar oud, met haar lange ketting op een blouse met grijze en roze vlakken boven een lange rok met patronen in kleurrijke banen. In haar oren hangen oorbellen met een parel, ze draagt een hoofddoek met rozen. Maar tijdens het vertellen zien we haar belevenissen ook, volgen we de reis aan de hand van prachtige animaties (van Tess Martin) en bewegende beelden van de plekken die zij aandeed, maar dan recent gemaakt.

Toen ze Nederland voor het eerst binnenreden, vertelt ze, zagen ze kippen lopen bij de snelweg. Ze stopten op de vluchtstrook en de vrouwen en kinderen renden achter de dieren aan, met het idee ze te slachten en op te eten. De politie op de motor was snel ter plaatse en escorteerde de familie naar Amsterdam. ‘Alsof we de koning waren’, herinnert ze zich.

Openingsscène van (R)OMA: een (familie)geschiedenis.

Vorig jaar overleed ‘oma’ Hajrija Salkanovic op 88-jarige leeftijd in Breda. In het Stedelijk Museum Breda staat een gipsen afgietsel van de hand van haar zoon centraal in een bescheiden tentoonstelling die gewijd is aan deze familiegeschiedenis. Ook op de knokkels van zijn vuist kun je haar reis maken, maar er is meer, want met de aankomst in Nederland kwam de tocht niet tot een eind. De documentaire draait in het museum als een uitgebreidere video-installatie op vier schermen en aan de muur hangen meer dan honderd krantenartikelen. Want vanaf het moment dat de familie Hopic (Hajrija Salkanovic was getrouwd met Mustafa Hopic) voet in Nederland zette, op 27 november 1971, stortten de media, de politiek, politie en justitie en activisten zich op de ‘zigeunerfamilie’.

De kranten zaten boven op de groep van zo’n tachtig mensen, die berooid en gehavend waren, hongerig en ziek, en van wie het merendeel uit kinderen bestond. Brandpunt besteedde meerdere uitzendingen aan hun lot, er volgden Kamervragen. De familie werd op de voet gevolgd in hun zoektocht naar een bestaan, als een ware soap. De zieke kinderen werden weliswaar behandeld in het ziekenhuis en activisten en hulpverleners bekommerden zich om hen, maar nee, ze werden bepaald niet onthaald als de koning. Toen ze uiteindelijk terug naar Joegoslavië gestuurd werden, ‘gerepatrieerd’ met de vage belofte van werk en onderdak, werd hun reis op televisie verslagen.

‘Zes maanden waren ze onze gast. Te ziek en te zeer in de publiciteit om te worden uitgewezen. We raakten min of meer aan ze gewend. Toch konden ze niet blijven. Volstrekt onzeker over hun toekomst kwamen ze in Belgrado aan’, vertelt een stem bij beelden van de familie die in een bus van Willem II naar het vliegveld wordt gereden. Een man met een sigaret in zijn hand en een slapend kind op zijn schoot kijkt recht in de camera. De blik in zijn ogen is er niet een van iemand die na lange tijd naar huis gaat. Eerder een van algehele verwarring, de wanhoop nabij.

In het armzalige land van Tito werden ze behandeld ‘als een troep wolven’. Twee jaar later was de familie terug in Amsterdam, een kleinere groep met opnieuw veel zieke kinderen, en ging het mediacircus verder waar het gebleven was.

Het tweede deel van de documentaire speelt de soap in Nederland na, waarbij de kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen van Salkanovic de rol op zich nemen van de journalisten, politici, onderzoekers, politieagenten en activisten van toen. Precies vijftig jaar later nemen zij de woorden in de mond die destijds over hen werden uitgesproken, maar die zij niet konden verstaan. Zij waren de ‘zigeunerfamilie’, zoals in bijna elke krantenkop vermeld staat, en daarmee leek het meeste voor veel Nederlanders wel gezegd.

Het resultaat van het toneelspel (regie in samenwerking met Katarina Jazbec) is verpletterend. Het gat tussen de beeldvorming van toen en de realiteit van de mensen op wie die betrekking had, wordt pijnlijk opgerekt. Sommige familieleden hebben hoorbaar moeite met de Nederlandse taal, maar ze doorlopen het script in al zijn details, in al zijn lelijkheid. Wanneer Brandpunt het winkelend publiek naar een mening vraagt, springen de beelden heen en weer tussen de oorspronkelijke opnamen in de Kalverstraat en familieleden die de rol van passanten vertolken. Van Sofia Hopic, die zegt: ‘Ik denk: die mensen, die horen hier helemaal niet, die horen in hun eigen land thuis. En vooral met al die vieze rokken en die lange, geslierde kleding’, naar de deftige dame die deze woorden eens uitsprak op nationale televisie.

In een mooie scène op een paarse bank spelen zeven vrouwen van verschillende generaties het debat in de Tweede Kamer na. De een is Kamervoorzitter, de ander minister, weer een ander staatssecretaris. De besluitvorming die toen over hun hoofden plaatsvond, maken zij zich nu eigen. De documentaire put ook rijkelijk uit het onderzoek van Wim Willems en Leo Lucassen, Ongewenste vreemdelingen: Buitenlandse zigeuners en de Nederlandse overheid uit 1990, dat de familie Hopic als casestudy behandelt. De stukken die betrekking hebben op de familie doen je maag keren. Een verslag van justitie spreekt over de ‘smerige zigeunervrouwen’ bij wie het fouilleren, nadat ze zijn opgepakt voor bedelen, ‘overigens een zeer onsmakelijke en meestal vruchteloze bezigheid schijnt te zijn’. Bedelen wordt gezien als de eerste stap naar de misdaad, maar er wordt niet verteld dat de familie niet mag werken.

De omkering van de rollen kent ook glorieuze momenten. Bijvoorbeeld wanneer het jongste meisje met een rol in de film, Chanel Hopic van acht jaar, minister Van Doorn speelt. In keurig Nederlands, met een Gooise ‘r’, leest zij op: ‘Tot slot twijfel ik sterk of zigeuners gezien hun manier van leven wel in Nederland kunnen integreren.’

Tussen 1971 en 1974 was de familie Hopic regelmatig onderwerp van gesprek in de Eerste en Tweede Kamer. In (R)OMA: een (familie)geschiedenis spelen vrouwelijke familieleden enkele handelingen van deze kamers na rondom een blauwpaarse bank.


Een verslag van justitie spreekt over de ‘smerige zigeunervrouwen’ bij wie het fouilleren, na te zijn opgepakt voor bedelen, ‘een zeer onsmakelijke bezigheid schijnt te zijn’

❨R)OMA: een (familie)geschiedenis kent een jarenlange aanloop die begon bij Klaas Burger. Hij ontmoette de familie Hopic in 2008 in het Annahuis, een laagdrempelig inloophuis in een voormalige pastorie in Breda, waar hij een paar dagen in de week werkzaam was. Hij had theologie gestudeerd en de kunstacademie in Den Bosch afgerond, zijn baan als hulpverlener was een manier om zijn bestaan als kunstenaar te bekostigen.

Bij de première van de documentaire in het Chassé Theater, afgelopen november, haalde Serif Hopic een herinnering op aan hun kennismaking: ‘Je was bang voor ons’, zei hij, en dat was in zekere zin waar. Burger was in het contact met de familie op zijn hoede en lette op zijn portemonnee. Maar zodra hij zichzelf betrapte op dat vooroordeel wilde hij dat delen, ook met de familie zelf. Hij wilde wat hij noemt ‘de blik naar binnen en de blik naar buiten’ tot op de bodem uitzoeken.

Hij ging lezen over ‘Roma-criminaliteit’ en ‘mobiel banditisme’ en zou later samenwerken met Roma-groepen in Polen en Bulgarije en met mensen die hier in Nederland zijn als ‘arbeidsmigrant’. Hij vertelt aan de telefoon: ‘Ik leerde hoe de beeldvorming in beleid en media sturend is voor de speelruimte die mensen hebben in het dagelijks leven in het opbouwen van een identiteit.’ Hij probeerde zich in de familie Hopic te verplaatsen. ‘Als de bevooroordeeldheid tegen je zo groot is, hoe voer je dan regie over je eigen leven?’

Ondertussen was hij gestopt met zijn praktijk als kunstenaar, tenminste, als onderdeel van de ‘systemische’ kunstwereld, en ook als hulpverlener. Burger werd de drijvende kracht achter de Academie voor Beeldvorming, een plek die kunst aan maatschappelijke vraagstukken koppelt en werkt met ‘artistiek actieonderzoek’. Hij ziet kunst als een ‘derde ruimte’, een tactische ruimte ten opzichte van overheden, die alleen denken in beleid tot aan de volgende verkiezingen, en commerciële partijen, die niet verder kijken dan hun verdienmodel reikt. ‘Kunst is sinds de secularisatie het enige instrument om het over de lange verhalen te hebben, de enige plek waar een hele levensloop zich kan afspelen.’

Het contact met de familie Hopic verdiepte zich. In 2016 legde Burger samen met filmmaker Stefany Karghoti het verhaal van Hajrija Salkanovic, die hij zelf ook oma ging noemen, vast. ‘Oma vertelde in haar moedertaal, een dialect van het Romani, de taal van de Roma. Het kostte ons meer dan een jaar om een ondertitelde montage te maken.’ Een nauwkeurig gekozen team van kunstenaars met een persoonlijke affiniteit met migratie deed ingrepen in haar vertelling, zoals de animaties en de re-enactment. Burger reserveerde een deel van het budget voor de familie: ‘Hoe geef je de samenwerking zo vorm dat de familie mede-eigenaar is? Dat het niet opnieuw óver hen gaat? Dit is bijvoorbeeld waarom we de film en tentoonstelling allereerst in Breda laten zien. Hier liggen de Nederlandse wortels van de familie, hier kunnen ze erbij zijn.’ Mocht er geld met het project verdiend worden, krijgen zij de helft van de opbrengsten.
Mustafa Hopic en Hajrija Salkanovic, begin jaren ‘70 © Familiearchief familie Hopic

Na onder meer een hopeloos verblijf in kunstenaarsgemeenschap Ruigoord, waar de familie Hopic op een rare manier even leek op te gaan in het hippiebestaan, kregen ze in 1973 een tijdelijk verblijf in Nederland toegewezen. Het ‘experiment Hopic’ was een experiment om te zien of het mogelijk was om een ‘zigeunerfamilie’ op te nemen in de Nederlandse samenleving. Ze kregen een plek op een woonwagenkamp in Assen onder voorwaarden waaraan de familie, blijkens een controle een paar maanden later, helemaal voldeed.

‘Het experiment Hopic is kortom een heel groot succes’, zegt Michel Hopic in de film in de rol van onderzoeker Lucassen. Hij schrijft het woord ‘succes’ dan op een vel papier, vouwt er een vliegtuigje van en gooit het weg. Want in april 1974 gaat het mis als de familie Hopic volgens berichtgeving wordt aangevallen door de ‘Nederlandse’ zigeuners uit het kamp. Ze verkeren maanden in limbo, in afwachting van een nieuwe verblijfsplek. Tiel, Dronten, Jutphaas, Peperga en Lekkerkerk komen voorbij, burgemeesters worden op de proef gesteld. Dan verdwijnt de familie Hopic uit beeld. Laura Hamidovic zegt: ‘Vanaf dit moment verliezen Nederlandse media hun zicht op de familie Hopic. Wij verdwijnen natuurlijk niet. Maar er komen meer groepen zoals wij in Nederland aan.’ Onder Joop den Uyl wordt uiteindelijk een definitieve beslissing genomen. ‘Op 4, 5 en 6 oktober 1977 krijgen we het recht op een verblijfsstatus. Dit feit maakt dat we hier nu staan.’

‘Tegelijkertijd heeft dit ons leven niet per se makkelijker gemaakt’, vult Cristina Hopic aan. ‘Maar dat is weer een nieuwe geschiedenis.’

Dennis Hamidovic (links) en Michel Hopic spelen in (R)OMA: een (familie)geschiedenis Wim Willems en Leo Lucassen. Deze twee wetenschappers onderzochten eind jaren ‘80 van de vorige eeuw de manier waarop de Nederlandse overheid omging met hun ouders en grootouders.

Michel Hopic (21) zit op een bankje in het museum bij de video-installatie, een jongen met een capuchontrui onder zijn jas en een gezicht dat tijdens ons gesprek steeds openbreekt in een brede glimlach. Om hem heen in de tentoonstelling staan objecten die de familiegeschiedenis tastbaar maken, zoals de zelf geknoopte deken van oma Salkanovic en een prachtig prieeltje dat Serif Hopic voor de tentoonstelling maakte bij wijze van stamboom. Aan de onderkant van het beeld maakte hij ruimte voor een chip met de documentaire die nu ook in de familiegeschiedenis thuishoort.

Oma Salkanovic is Michel Hopic’ overgrootmoeder, hij werd geboren in Nederland maar bracht zijn jeugd door rondtrekkend met de wagen door Frankrijk en Spanje. Als kind verkocht hij rozen aan toeristen, onder meer in de omgeving van Cannes, en pas na zijn terugkeer in Nederland, als tiener, ging hij naar de praktijkschool. Hij deed het daar goed, maar er waren problemen thuis en school kon hij niet langer volhouden. In de film zegt hij dat school heel belangrijk is, maar familie het allerbelangrijkst.

Van een bijzondere familiegeschiedenis wist hij voor ❨R)OMA: een (familie)geschiedenis nagenoeg niets. Elke keer als hij de tentoonstelling binnenkomt, zegt hij, leert hij weer iets nieuws. ‘Ik stond net te kijken naar die kranten en ik dacht bij mezelf: toen wij hier aankwamen, waren we geen mensen, maar een probleem. Er was een “probleem” aangekomen. Dat is wat me nu net heeft verrast.’

Dan komt zijn achternicht Laura Hamidovic (17) het museum binnen, samen met haar zevenjarige nichtje Lara, ook in de film, dat ze die dag onder haar hoede heeft. Oorbellen met witte parels steken af tegen haar lange donkere haar. Zij wist iets meer van de geschiedenis, maar niet dat er zo veel media bij betrokken waren. Ze groeide op in Nederland maar ook voor haar was school moeilijk. Binnenkort rondt ze toch een mbo1-opleiding af.
‘We zochten altijd naar een plek waar we konden blijven, om naar school te gaan en een huis te vinden, maar we moesten altijd weer weg’

Ook Klaas Burger schuift aan. We praten over vooroordelen als drijvende kracht in het verhaal, maar ook in het leven van de familie, tot aan de dag van vandaag. Hopic herinnert zich hoe er altijd vies naar hem werd gekeken, hoe er naar hem gespuugd werd op straat, en Hamidovic vertelt over een leraar die anderen waarschuwde voor haar en haar familie. Ze hebben legio voorbeelden, op school, op stage, in de trein. Hopic zegt: ‘Ik vind het raar dat ik dit meemaak, omdat ik nu zie dat mijn familie hetzelfde heeft meegemaakt. Het is niet weggegaan. Dat is droevig aan de ene kant, aan de andere kant maakt het je ook een beetje boos.’ Hamidovic vult aan: ‘Mensen hebben altijd een beeld van ons. Meestal is het een slecht beeld. Wij proberen daar veel aan te veranderen, maar als het niet veranderd kan worden, hoe mensen ons zien, gaat dat best moeilijk. We doen ons best.’

Ze zijn allebei heel blij met de uitkomst van het project. Hopic zegt dat hij nooit had gedacht dat het zo groot zou worden. ‘Ik ben blij dat we nu ons verhaal kunnen vertellen en meer bewustzijn kunnen geven aan andere mensen. Dat we geen probleem zijn, maar ook gewoon mensen, snap je?’

Twee woorden vallen op. Ze vallen om de haverklap en zorgen steeds weer voor verwarring en problemen. De term ‘zigeuner’ is altijd problematisch geweest, niet alleen vanwege de negatieve lading, maar ook vanwege de volkomen onduidelijke betekenis.

Ja, Michel Hopic gebruikt ‘zigeuner’ soms zelf wel om over zijn achtergrond te vertellen. ‘Dat is het enige woord voor ons, en dan is het voor de mensen ook meteen duidelijk. Maar het is ook lastig. Ik heb eigenlijk geen idee wat ik moet zeggen als iemand aan mij vraagt: waar kom je vandaan? Oorspronkelijk uit Bosnië, denk ik, net als mijn oma en opa, maar ik ben hier geboren. Sinds kort zeg ik gewoon: ik kom uit Nederland.’ Laura Hamidovic kan zich wel eens verspreken maar heeft het liever over Roma. Ze vindt ‘zigeuner’ eigenlijk een scheldwoord, zo noemde Hitler hen ook.

Een ander terugkerend woord is ‘muhajir’, wat ‘vluchteling’ betekent. In de film omschrijft oma Salkanovic haar familie als muhajiri op het moment dat ze in Joegoslavië moeten vluchten voor hun leven. In Nederland wordt hun komst echter meteen gezien in het licht van een verondersteld nomadisch bestaan. In haar rol als staatssecretaris van Justitie zegt Hamidovic: ‘Deze mensen zeggen zelf dat ze geen vluchteling zijn. Ze willen snel weer terug naar hun vaderland. Ik zie daarom geen reden voor een onderzoek naar het toekennen van de status van vluchtelingen.’ Nu zegt ze: ‘Vluchtelingen waren ze ook niet, denk ik, ze waren reizigers.’ Klaas Burger wijst naar de schermen van de video-installatie achter ons, waar dan net het indrukwekkende monument van Jasenovac voorbijkomt. Natuurlijk, zegt Hamidovic, oma moest vluchten. ‘Maar mensen denken bij het woord “vluchteling” aan mensen die wegvluchten uit hun eigen land. En dat hadden wij niet, een eigen land.’

Hopic zegt dan: ‘Het is niet echt dat we aan het vluchten zijn, het is meer dat we altijd worden weggejaagd. Hoe ik het heb meegemaakt, tenminste.’ Net als ze dachten een goede plek te hebben gevonden, moesten ze weer vertrekken, weggejaagd door de politie of door groepen mensen die ruzie kwamen zoeken. ‘We zochten altijd naar een plek waar we konden blijven, om naar school te gaan en een huis te vinden, maar we moesten altijd weer weg. Het is lastig om iets op te bouwen, als het elke keer weer kapotgaat.’

Tess Martin maakte verf-op-glas-animaties voor het eerste gedeelte van (R)OMA: een (familie)geschiedenis. Hier het moment vlak voor het ‘ongeluk met de kar’: een pen schoot uit het wagenwiel, de wagen kantelde en Hajrija – toen een klein meisje – viel met kar en al van de berghelling. Maar ze overleefde het.

We praten ook over het leven van de familie na 1974, waar de film min of meer ophoudt. Burger springt bij. Sommige families gingen wonen in barakken in Gilze-Rijen en kregen later een huis toegewezen, andere gingen rondreizen. Onder het minderhedenbeleid in de jaren tachtig was er speciale aandacht voor de familie maar met de afschaffing daarvan stapelden de problemen zich op, vertelt Burger, het onderwijs bleef achter en toegang tot werk en geld werd moeilijker. ‘Als daar dan vanuit vooroordelen op gereageerd wordt, maken mensen soms een heel diepe armoedeval.’

De laatste jaren van haar leven leefde oma Salkanovic op straat in Breda. Dat was triest en ze was overal welkom, benadrukken haar klein- en achterkleinkind, maar ze was zelfstandig en wilde niet zielig gevonden worden. In de film zegt haar zoon dat ze altijd een muhajir is gebleven. Ze zijn ontzettend trots op haar.

Dan valt het gesprek stil. Alsof het afgesproken werk is, trekt op de schermen achter ons de rouwstoet van Hajrija Salkanovic voorbij.

Hoe is het mogelijk dat er wel geld beschikbaar was voor het maken van ❨R)OMA: een (familie)geschiedenis en geen geld voor oma? Dat is de ongemakkelijke vraag die in het museum op de muur geschreven staat, een van de vragen waar Burger als maker tegenaan liep. Een andere was: hoe voorkom je dat er opnieuw aan de haal wordt gegaan met het verhaal van de familie? Essentieel vindt hij dat bij iedere vertoning een ontmoeting met de familie plaatsvindt. Zo was er onlangs een bijeenkomst met mensen uit hulpverlening en onderwijs die de film zagen en onder meer met Hamidovic in gesprek konden gaan.

Goed nieuws is dat het Stedelijk Museum Breda interesse heeft om het project aan te kopen, maar hoe koop je dit proces, dat voor Burger nog belangrijker is dan het eindresultaat, op een betekenisvolle manier aan? Het plan is in ieder geval om documentaire en installatie door Europa te laten reizen, langs de knokkels van oma Salkanovic.

Terugkijkend kun je veel aan de familie Hopic ophangen. Je kunt het hebben over de Tweede Wereldoorlog en over het Europese migratiebeleid, over de hardnekkigheid van beeldvorming en de rechtlijnigheid van systemen. ❨R)OMA: een (familie)geschiedenis laat de familie Hopic zien als de mensen die ze altijd zijn geweest.

Omringd door de relieken van hun familiegeschiedenis vertellen Hamidovic en Hopic over hun toekomst. Het project heeft haar geïnspireerd om een organisatie te beginnen voor Roma- en Sinti-jongeren die het moeilijk hebben. ‘In de Roma-gemeenschap heb je niet vaak iemand tegen wie je kunt opkijken, iemand die het anders wil doen. Ik wil die persoon worden die het anders wil doen.’ Ze komt graag in contact met mensen die hier ook mee bezig zijn, die kunnen haar bereiken via het museum.

Bij Hopic is de rust goeddeels wedergekeerd en hij wil beginnen aan een IT-opleiding. ‘Ik heb besloten om mijn eigen kant op te gaan. Om een huis te regelen en weer naar school te gaan en uiteindelijk een opleiding af te ronden.’ Hij denkt even na en zegt dan: ‘Het is gewoon doorzetten, niet achterom kijken en verdergaan.’

❨R)OMA: een (familie)geschiedenis, tot en met 13 maart 2022 in het Stedelijk Museum Breda.